-
81 foul
adj. vuil, stinkend; verstopt raken; bar slecht; grof; onwettelijk; walgelijk; hard; in moeilijkheden geraakt--------n. overtreding (in sport); botsing--------v. vuil maken, stinkend, smerig, vies worden; moeilijkheden veroorzaken; beroerd, verstopt raken; een overtreding begaan (bij sport)foul1[ faul] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————foul2〈bijvoeglijk naamwoord; foulness〉1 vuil ⇒ stinkend, smerig, vies2 vuil ⇒ obsceen, vulgair♦voorbeelden:1 foul weather • vies/vuil weera foul temper • een vreselijk/slecht humeurfoul language • vuile/obscene taaldoes the police suspect foul play? • meent de politie dat er opzet in het spel is?by fair means and foul • met alle oirbare en onoorbare middelena foul exhaust pipe • een verstopte uitlaat————————foul31 vuil worden ⇒ rotten, (beginnen te) stinken4 in de war raken ⇒ blijven haperen, onklaar raken→ foul out foul out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 〈 sport〉een fout/overtreding begaan tegenover♦voorbeelden:→ foul up foul up/ -
82 free kick
vrije bal (baltrap zonder dat de speler gehinderd wordt door een tegenspeler nadat een tegenspeler een overtreding heeft begaan bij voetbal))vrije schop/trap -
83 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
84 further
adj. verder, van verderaf; bijkomend--------adv. verder, nog verder; nog meer, bovendien; daar bovenop--------v. bevorderen, stimulerenfurther1[ fə:ðə] 〈bijvoeglijk naamwoord; vergrotende trap van far〉♦voorbeelden:till further notice • tot nadere kennisgevingfurther particulars • nadere gegevens————————further2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:————————further3〈 bijwoord〉1 verder ⇒ nader, elders♦voorbeelden:look further • elders zoekennothing is further from my mind • ik pieker er niet over -
85 furthest
adj. verste--------adv. het verste[ fə:ðist] 〈 overtreffende trap van far〉1 verst ⇒ laatst, meest♦voorbeelden:1 at (the) furthest • op zijn verst, hoogstens -
86 go down
verdrinken, zinken, wegzakkengo down1 naar beneden gaan/leiden5 〈 benaming voor〉 afnemen ⇒ gaan liggen 〈 van wind〉; uitdoven 〈 van vuur〉; minderen 〈 van hoeveelheid〉; sen, zakken 〈 van gezwel〉7 vervallen ⇒ verslechteren, verpauperen♦voorbeelden:go down to the sea • naar zee gaango down to • verslagen worden doorgo down with measles • de mazelen krijgengo down with • in de smaak vallen bij, gehoor vinden bijII 〈werkwoord + voorzetsel〉———————— -
87 hack
n. jaap; snee; droge hoest; taxi; schrijver--------v. hakken, houwen, fijnhakken, kraken; paardrijden; een taxi rijden; tolereren, behandelen; droog hoesten; illegaal een computersysteem indringen; nieuwe computeprogramma's schrijvenhack1[ hæk]1 houw ⇒ snee, jaap; trap(wond)♦voorbeelden:————————hack21 kuchen1 hakken ⇒ houwen, een jaap geven3 kraken ⇒ een computerkraak plegen, hacken♦voorbeelden:hack off a branch • een tak afkappenhack at something • in iets hakken, op iets in houwen -
88 hatchway
-
89 he mounted the stairs
-
90 hit a man when he is down
-
91 hit
n. slag, klap; treffer; succes--------v. slaan; raken, treffenhit1[ hit] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 treffer♦voorbeelden:4 a hit at the opposition • een uithaal naar/aanval op de oppositie————————hit2♦voorbeelden:♦voorbeelden:hit at • slaan naar2 bereiken ⇒ vinden, aantreffen♦voorbeelden: -
92 in
adj. binnen; binnengekomen (post); hoort erbij; modern--------adv. in; erin; binnen; in huis; onder druk staand; modern, "in" (in spreektaal); in periode van (van fruit etc.)--------n. betrokken bij de leidende partij; iemand met machtpositie; invloed--------prep. in; binnen; erinin1→ ins ins/————————in21 intern ⇒ inwonend, binnen-3 exclusief ⇒ afgestemd op een kleine groep/elite4 voor/met ingekomen post♦voorbeelden:3 in-crowd • kliekje, wereldje4 in box/tray • brievenbak met/voor ingekomen post————————in33 〈 het referentiepunt is een persoon of groep〉 geaccepteerd ⇒ erbij, opgenomen; 〈 van dingen ook〉 in (de mode)♦voorbeelden:come in! • (kom) binnen!fit something in • iets (er)in passenI flew in today • ik ben vandaag met het vliegtuig aangekomenmix the flour in • meng de bloem erbijthe police moved in • de politie kwam tussenbeidethe stairs were put in • de trap werd geïnstalleerdsnowed in • ingesneeuwdin between • er tussen(in)in between • tussenknow somebody in and out • iemand door en door kennen————————in4〈 voorzetsel〉1 〈plaats of ligging; ook figuurlijk〉in2 〈richting; ook figuurlijk〉in ⇒ naar, ter3 〈met abstract naamwoord dat handeling of toestand uitdrukt; voornamelijk idiomatisch te vertalen〉- ende ⇒ in, be-, ver-, ge-6 〈 medium〉in7 〈 verhouding, maat, graad〉in ⇒ op, uit9 in zover dat ⇒ in, met betrekking tot, doordat, omdat♦voorbeelden:wounded in the leg • aan het been gewondin my opinion • naar mijn meningplay in the street • op straat spelenbe in one's twenties • in de twintig zijnthere is something in his story • er zit iets in zijn verhaalin payment of • ter betaling van3 in bloom • in bloei, bloeiendehe was in charge (of) • hij was verantwoordelijk (voor)in honour of • ter ere vanbe in love • verliefd zijnbe in luck • geluk hebbenbe in pain • pijn lijdenin ruins • vervallenin search of • op zoek naarI have not been out in months • ik ben in geen maanden uit geweestin the morning • 's ochtendsearly in spring • vroeg in het voorjaarin all those years • gedurende al die jarenit melts in heating • het smelt als het verwarmd wordtthe latest thing in computers • het laatste snufje op het gebied van computerssomething in evening dress • iets in de richting van avondkledij2 feet in length • twee voet hooghe is in oil • hij zit in de olie-industrieequals in strength • gelijken wat kracht betreftrich in vitamins • rijk aan vitaminenbe in it • erbij betrokken zijn, meedoenhe is not in it • hij telt niet meethere's nothing in it • het heeft niets om het lijfpainted in red • roodgeverfdin Russian • in het Russisch7 in general • in/over het algemeennot in the least • niet in het minstin the main • in/over het algemeensell in ones • per stuk verkopenone in twenty • één op twintigyou have a fine brother in Henry • je hebt aan Henry een fijne broerbuy in instalments • op afbetaling kopen£100 in taxes • £100 aan belastingendifficult in that it demands concentration • moeilijk omdat het concentratie vergt→ be in be in/ -
93 kick downstairs
kick downstairs -
94 knife
n. mes--------v. (door)steken, aan het mes rijgenknife1[ najf] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: knives〉1 mes♦voorbeelden:turn/twist the knife • nog een trap nageven————————knife2〈 werkwoord〉 -
95 ladder
n. ladder; ladder (in kous)--------v. ladderen (v. kous); een ladder krijgen (in kous); met ladder omhoog brengen; ladders aanbrengenladder1[ lædə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————ladder2〈 werkwoord〉 〈 Brits-Engels〉 -
96 landing
-
97 lay
adj. gewoon; amateur; ondeskundig; niet priesterlijk; wereldlijk--------n. lied, vers, ballade--------n. toestand; leg (v. kip); stand van zaken; wip, nummertje; plechtig lied, zang; iem. die bed deelt--------v. neerleggen; leggen; dekken; voorleggen (voor mij); opleggen; plaatsen; veroorzaken; klaarmaken; wedden; wonenlay1[ lee] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 〈 Amerikaans-Engels〉 the lay of the land • de natuurlijke ligging van het gebied/stuk grond; 〈 figuurlijk ook〉 de stand van zaken→ easy easy/————————lay22 leken- ⇒ amateur-, ondeskundig♦voorbeelden:lay preacher • lekenpriesterlay sister • lekenzuster————————lay31 wedden♦voorbeelden:1 leggen ⇒ neerleggen/vleien4 verdrijven ⇒ doen bedaren/verdwijnen5 beleggen ⇒ bekleden, be/overdekken (met)7 naar voren brengen ⇒ uiten, in/uitbrengen♦voorbeelden:2 the scene of the story is laid in … • het verhaal speelt zich af in …lay a snare/trap • een strik/val zettenlay flat • tegen de grond slaanlay low • tegen de grond werken; (vernietigend) verslaan; 〈 figuurlijk〉 vellen 〈 bijvoorbeeld van ziekte〉lay waste • verwoesten4 lay someone's doubts • iemands twijfel(s) wegnemen/sussen6 lay a wager • een weddenschap aangaan/afsluiten8 lay a penalty (up)on someone • iemand een boete/straf opleggen→ lay aside lay aside/, lay by lay by/, lay down lay down/, lay off lay off/, lay on lay on/, lay open lay open/, lay out lay out/, lay up lay up/————————lay4→ lie lie/ -
98 levee
n. dam, dijk, wal; trap, terras; officiële ontvangst (van gasten)--------v. Een rivierdijk bouwen, een oeverwal bouwen; terrassen bouwen (bij landbouw)levee1[ levvie] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 oeverwal————————levee2[ levvie, levvee] 〈 zelfstandig naamwoord〉 -
99 lower
adj. lager; onderst--------n. duisternis--------v. lager maken, zachter maken; verminderen, minder maken; kleiner maken; devalueren; kleiner worden; kleineren; beledigen; verdrietig maken; kwaad zijnlower1[ looə] 〈bijvoeglijk naamwoord; vergrotende trap van low〉1 → low low/2 lager (gelegen) ⇒ onder-; van lage(r) orde♦voorbeelden:lower deck • benedendeklower jaw • onderkaak〈 drukwezen〉 lower case • onderkast, kleine letter(s)————————lower21 afnemen ⇒ minder worden, dalen, zakken2 → lour lour/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
100 maisonette
n. (Frans) klein huisje; appartement met twee verdiepingen en trap binnenshuismaisonette, maisonnette[ meezənet]
См. также в других словарях:
Trap shooting — is one of the three major forms of competitive clay pigeon shooting (shotgun shooting at clay targets). The others are Skeet shooting and sporting clays. There are many versions including Olympic Trap, Double Trap (which is also an Olympic event) … Wikipedia
Trap Muzik — Studio album by T.I. Released August 19, 2003 … Wikipedia
Trap (game) — Trap is a late 1980s text based computer game for BASIC designed by People s Computer Company similar to Number , in which one must guess and trap a number from one to 100, which the computer is thinking of. The game appeared on page 5 of the… … Wikipedia
Trap-Neuter-Return — (TNR), also known as Trap Test Vaccinate Alter Release (TTVAR) is a method of humanely trapping unaltered feral cats, spaying or neutering them, and releasing them back to the same location where they were collected. TNR is promoted by the ASPCA… … Wikipedia
trap — trap1 [trap] n. [ME trappe < OE træppe, akin to treppan, to step, Ger treppe, stairway < IE * dreb , to run, step, trip (var. of base * drā ) > Pol drabina, ladder] 1. any device for catching animals, as one that snaps shut tightly when… … English World dictionary
Trap — Trap, v. t. [AS. treppan. See {Trap} a snare.] [1913 Webster] 1. To catch in a trap or traps; as, to trap foxes. [1913 Webster] 2. Fig.: To insnare; to take by stratagem; to entrap. I trapped the foe. Dryden. [1913 Webster] 3. To provide with a… … The Collaborative International Dictionary of English
Trap — Trap, n. [OE. trappe, AS. treppe; akin to OD. trappe, OHG. trapo; probably fr. the root of E. tramp, as that which is trod upon: cf. F. trappe, which is trod upon: cf. F. trappe, which perhaps influenced the English word.] 1. A machine or… … The Collaborative International Dictionary of English
Trap stairs — Trap Trap, n. [OE. trappe, AS. treppe; akin to OD. trappe, OHG. trapo; probably fr. the root of E. tramp, as that which is trod upon: cf. F. trappe, which is trod upon: cf. F. trappe, which perhaps influenced the English word.] 1. A machine or… … The Collaborative International Dictionary of English
Trap tree — Trap Trap, n. [OE. trappe, AS. treppe; akin to OD. trappe, OHG. trapo; probably fr. the root of E. tramp, as that which is trod upon: cf. F. trappe, which is trod upon: cf. F. trappe, which perhaps influenced the English word.] 1. A machine or… … The Collaborative International Dictionary of English
Trap — Trap, n. [Sw. trapp; akin to trappa stairs, Dan. trappe, G. treppe, D. trap; so called because the rocks of this class often occur in large, tabular masses, rising above one another, like steps. See {Tramp}.] (Geol.) An old term rather loosely… … The Collaborative International Dictionary of English
trap rock — Trap Trap, n. [Sw. trapp; akin to trappa stairs, Dan. trappe, G. treppe, D. trap; so called because the rocks of this class often occur in large, tabular masses, rising above one another, like steps. See {Tramp}.] (Geol.) An old term rather… … The Collaborative International Dictionary of English